Onderzoeken
Ook onze assistentes zijn opgeleid om diagnostiek en behandelingen voor ons uit te voeren. Op de achtergrond is een van ons overigens altijd aanwezig om mee te kijken en problemen op te lossen. De onderzoeken die onze assistentes verrichten zijn:
Bloedonderzoek
Enkele bloedwaarden kunnen wij in onze praktijk zelf bepalen, zoals de suikerwaarde (glucose), het ijzergehalte (Hb) en de ontstekingswaarde (CRP). Hiervoor prikt de assistente met een heel dun naaldje in je vinger voor 1 druppeltje bloed. Deze wordt dan gebruikt om het onderzoek te verrichten. Afhankelijk van de te bepalen bloedwaarde bespreek ik of de assistente de uitslag met jou.
Urine onderzoek
Om te kijken of je een urineweginfectie hebt, een niersteen of eiwitten in je urine, lever je je urine bij de assistente in speciale bekertjes in. Je kunt deze bij de assistente ophalen. Daarnaast vul je een vragenlijst in, zodat we informatie hebben over je klachten. Als de assistente het onderzoek met een van ons heeft overlegd en het onderzoek is afgerond, hoor je van haar de uitslag en wat we voor je kunnen doen.
Het verlenen van eerste hulp
Als er iemand de praktijk binnenkomt die spoedeisende hulp nodig heeft, is onze assistente vaak de eerste die de patiënt opvangt. Regelmatige cursussen en nascholingen houden onze assistentes scherp voor het juist handelen in spoedeisende situaties.
Het geven van medicijninjecties
Soms kunnen medicijnen alleen per injectie gegeven worden. Onze assistente kan deze voor je zetten en heeft een eigen spreekuur. Je kunt hiervoor met haar een afspraak maken.
Verzorgen van wonden
Onze assistente is opgeleid om wonden te beoordelen en te verzorgen. Natuurlijk is een van ons altijd in de buurt om samen de wond te beoordelen.
Zwachtelen van benen
Als je benen dik geworden zijn door vocht of slechte aderen kunnen we dat verhelpen door deze te zwachtelen. Meestal worden je onderbenen in het begin dagelijks door de assistente gezwachteld, later drie keer per week.
Als je benen dik geworden zijn door vocht of slechte aderen kunnen we dat verhelpen door deze te zwachtelen. Meestal worden je onderbenen in het begin dagelijks gezwachteld, later drie keer per week. De zwachtels blijven dag en nacht zitten. Het zwachtelen moet, totdat je been niet meer dik is (enkele weken tot maanden). Hierna ga je meestal over op elastische kousen (steunkousen die voor je worden aangemeten) om te voorkomen dat de zwelling terugkomt. Deze kousen mag je ’s nachts uitdoen.
Bewegen
Zorg dat je regelmatig loopt, oefent en beweegt, vooral als je been is ingezwachteld. Door je beenspieren te gebruiken en door de druk van de zwachtels ‘pomp’ je als het ware het vocht uit je benen terug naar de bloedvaten.
- Probeer per dag een halfuur extra te bewegen. Ga wandelen of fietsen. Neem de trap in plaats van de lift.
- Blijf niet de hele dag in je stoel zitten. Kom er minstens ieder uur even uit om een stukje te lopen.
- Je kunt ook oefeningen doen: ga op je tenen staan en dan weer op je hielen, steeds op en neer. Zo oefen je de kuitspieren. Terwijl je zit of ligt, kun je dezelfde oefening doen door met je voeten op en neer te bewegen.
Lukt het je niet om oefeningen te doen of om vaker uit je stoel te komen? Laat het ons weten. Op de huisartsenpraktijk bekijken we dan hoe we je kunnen helpen.
Het meten van de bloeddruk
Om te bepalen of je een hoge bloeddruk hebt of om te beoordelen of deze goed behandeld is, kan de assistente je bloeddruk opmeten. Je kunt daarvoor een afspraak maken op haar spreekuur.
Wat is een bloeddruk?
De bloeddruk is de druk die in de bloedvaten staat. De bloeddruk wordt onder meer bepaald door de slagkracht van het hart, de totale hoeveelheid bloed in het lichaam en de elasticiteit van de bloedvaten.
Het hart pompt tijdens de hartslag (=samentrekking van de hartspier) bloed in de slagaders. De slagaders sturen het bloed naar de organen en de spieren waar zuurstof en voedingsstoffen uit het bloed worden gehaald. De aders vervoeren het bloed van de weefsels terug naar het hart. Gedurende de periode van het begin van één hartslag tot de volgende hartslag bereikt de bloeddruk een maximum (systolische bloeddruk) en een minimum waarde (diastolische bloeddruk).
De bloeddruk wordt uitgedrukt in millimeter kwik (mm Hg) en wordt weergegeven als twee waarden: de systolische bloeddruk of bovendruk en de diastolische bloeddruk of onderdruk. De systolische bloeddruk is de druk die ontstaat wanneer het hart het bloed in de slagaders pompt. Er wordt meer bloed in de slagaders geduwd en de druk stijgt dus. De diastolische bloeddruk is de druk die ontstaat wanneer het hart zich terug vult met bloed na een hartslag. De druk in de slagaders daalt dan. Een normale bloeddruk in rust is lager dan 140/90: de systolische waarde ligt dus onder 140 mm Hg en de diastolische waarde is lager dan 90 mm Hg. Tegenwoordig stelt men dat voor thuisbloeddrukmetingen de resultaten zelfs maximaal 135/85 mm Hg mogen bedragen. De bloeddruk kan zeer sterk schommelen gedurende de dag, afhankelijk van stress, fysieke inspanning en het tijdstip. Zo is de bloeddruk ’s nachts lager (normaal lager dan 120/80).
Waarom is de bloeddruk zo belangrijk?
Het belang van de bloeddruk ligt in het feit dat men heeft vastgesteld dat mensen met hogere waarden (hypertensie) een verhoogd risico hebben op hart- en vaatziekten. Hart- en vaatziektes (onder andere een hartaanval, beroerte en etalageziekte) zijn de belangrijkste oorzaak van sterfte in de Westerse wereld. Andere risicofactoren voor de ontwikkeling van hart- en vaatziekten zijn roken, hoog cholesterol (hypercholesterolemie), diabetes en zwaarlijvigheid. Men schat dat er wereldwijd 1 miljard mensen te kampen hebben met hypertensie!
Bloeddruk meten
De bloeddrukwaarden worden gemeten door de arts, praktijkondersteuner of praktijkassistente, met een kwik bloeddrukmeter en een stethoscoop. De bloeddruk wordt bij je gemeten in rust. Je mag geen koffie drinken of fysieke inspanning leveren tot enkele uren voor de test en je moet gedurende minstens vijf minuten volledige rust zijn voor de test.
De persoon die het onderzoek uitvoert, plaatst de cuff (manchet) van de bloeddrukmeter op je linker bovenarm. Daarna wordt deze opgepompt tot een zeer hoge waarde (bijv. 250 mm Hg), zodat er geen bloeddoorstroming meer mogelijk is naar de onderarm. Dan laat hij of zij de cuff langzaam leeglopen terwijl er met de stethoscoop geluisterd wordt naar de slagader van de arm, net onder de cuff. Als er weer bloeddoorstroming mogelijk is, ontstaan er wervelingen in de slagader van de onderarm die zijn te horen met de stethoscoop; de systolische bloeddruk of bovendruk.
Bij het verder leeglaten van de cuff ontstaat een tweede werveling die ook hoorbaar is door de stethoscoop; de onderdruk of diastolische bloeddruk.
Hoge bloeddruk
Het is heel normaal om af en toe een verhoging te hebben van de bloeddruk. Zo kun je tijdens het sporten een bloeddruk hebben die hoger ligt dan de normale waarden van 140/90. Ook bij stress situaties zal de bloeddruk stijgen.
Men spreekt pas van hypertensie of verhoogde bloeddruk als de bloeddruk gedurende een belangrijk deel van de dag hoger is dan de vooropgestelde waarden.
Hypertensie geeft bijna nooit symptomen. Je voelt niets en je bent je er vaak niet van bewust dat je een hoge bloeddruk hebt. Het belang van hypertensie ligt in het feit dat mensen met hypertensie veel vaker hart- en vaatziektes, beroerte, hartinfarct of perifeer vaatlijden (etalagebenen) krijgen dan mensen die niet lijden aan hoge bloeddruk.
Het aansluiten van een 24 uurs bloeddrukmeting
Soms is het nodig om je bloeddrukken over een hele dag te meten om te beoordelen of de bloeddruk ook echt verhoogd is tijdens je dagelijkse leven en niet alleen in de spreekkamer. Van de assistente krijg je hiervoor een dag een klein kastje mee die de bloeddruk meerdere malen meet gedurende de dag en nacht.
Bloeddruk schommelt gedurende de dag. De bloeddruk gaat omhoog bij inspanning, sterke emoties of bij verandering van houding. Op het spreekuur van een arts bent je vaak gespannen. De bloeddruk stijgt. Dit staat bekend als het witte-jas-fenomeen.
Daarom gaan we gedurende de dag en nacht je bloeddruk laten opmeten door een apparaat. Met een 24-uursbloeddrukmeting krijg ik een goed beeld van je bloeddruk gedurende de dag ‘s, nachts en tijdens je dagelijkse activiteiten.
Hoe werkt het?
Om je arm krijg je een manchet met daaraan vast een bloeddrukmeter. Deze draag je op je heup met een riem. Het apparaat meet overdag
elke 20 minuten je bloeddruk en ’s nachts ieder uur. Je kunt de bloeddruk zelf niet aflezen. Hiermee voorkom je dat je (onbewust) de bloeddruk beïnvloedt. Tijdens het meten van je bloeddruk blaast de bloeddrukmanchet aan je bovenarm automatisch op en loopt weer leeg. De bloeddrukmeter meet je bovendruk en onderdruk en slaat alle bloeddrukwaarden automatisch op. Het apparaat meet tegelijkertijd je hartslag.
Een 24-uursbloeddrukmeting is een veilig onderzoek. Je hebt mogelijk wel:
- tintelingen in de arm of vingers tijdens de meting;
- een pijnlijke arm tijdens het opblazen van de bloeddrukband. Dit gaat vanzelf weer over. Mogelijk slaap je of jouw partner minder goed door het geluid dat het apparaat ’s nachts bij de meting maakt.
Op de meetdag doe je gewoon wat je normaal ook zou doen. Enkele tips:
- laat de bloeddrukmanchet de hele dag en nacht om je arm zitten;
- de draagriem mag ’s nachts af;
- draag bovenkleding waarvan de mouwen ruim vallen;
- je mag niet douchen of baden;
- hou gedurende de meting je arm stil.
Hoe rustiger je je arm houdt, hoe beter de meting verloopt. Als de meting toch niet lukt, dan herhaalt het apparaat de meting. Controleer of je manchet nog goed zit, als dit meerdere keren achter elkaar gebeurt. Kun je niet slapen van het geluid van het oppompen? Leg het meetapparaat dan onder je kussen.
Je krijgt een dagboekje mee voor al je bevindingen. Hierin houd je bij:
- alle activiteiten waarbij je je moet inspannen, zoals bijvoorbeeld werken, fietsen, traplopen, boodschappen doen of strijken;
- het tijdstip van het innemen van je medicijnen;
- hoe laat je naar bed gaat en weer opstaat;
- overige bijzonderheden die de bloeddruk beïnvloeden, bijvoorbeeld emoties.
Als de afgesproken periode van de meting voorbij is, breng je, zoals afgesproken met de assistente, de bloeddrukmeter terug naar de praktijk. De computer leest de bloeddrukmeter uit en je hoort van de assistente bij het inleveren hoe je de uitslag van de metingen verkrijgt.
Het maken van een hartfilmpje
Om problemen van het hart aan te tonen of juist uit te sluiten kunnen we een hartfilmpje maken. De assistente maakt het filmpje en een van ons beoordeelt deze en bespreekt daarna met jou de uitslag.
Als we een probleem met het hart vermoeden of deze wil uitsluiten, laten we door de assistente een hartfilmpje maken. De huisarts zal deze daarna zelf beoordelen en met je bespreken.
Het hart
Het hart is een spier die door samen te trekken het bloed het lichaam in pompt. De hartspier wordt aangezet om samen te trekken door een klein elektrisch stroompje dat het hart activeert en als een golf over de hartspier loopt. Deze elektrische stroompjes zijn niet voelbaar, maar kunnen wel aan de oppervlakte van het lichaam geregistreerd worden en omgezet worden in een signaal door een ECG-apparaat (elektrocardiograaf). Het hartfilmpje registreert de elektrische activiteit van de hartspier en geeft deze weer in een soort grafiek op registratiepapier of op een beeldscherm.
Drie fasen
Op het hartfilmpje worden de drie verschillende fasen van de hartwerking onderscheiden:
- de samentrekking (depolarisatie) van de hartboezems (P-top);
- de samentrekking van de hartkamers (QRS-complex);
- de periode waarin het hart zich weer oplaadt (repolarisatie, de T- top).
De resultaten van het ECG geven informatie over de hartfunctie, het hartritme, de grootte van het hart en de zuurstofvoorziening. Verder zijn oude of recente hartinfarcten te zien en afwijkingen die veroorzaakt zijn door slecht werkende kleppen.
Het onderzoek
Op de borst, benen en armen wordt een aantal elektroden met draden bevestigd die verbonden zijn met het ECG-apparaat. De registratie duurt ongeveer twintig seconden. Hierbij is het belangrijk dat je stil ligt, zodat de registratie niet verstoord wordt door activiteit van andere spieren dan het hart. Er worden twaalf verschillende registraties (afleidingen) gemaakt, waarbij als het ware vanaf twaalf verschillende punten naar het hart wordt gekeken. Op deze manier ontstaat een duidelijk ruimtelijk beeld van het hart.
Het meten van de bloeddoorstroom van de benen
Het is soms nodig om de bloeddoorstroming van de benen te meten. De assistente of praktijkondersteuner kunnen dit eenvoudige onderzoek bij je uitvoeren.
Als we twijfelen aan de goede doorbloeding van de benen, kan deze gemeten worden met een dopplerapparaat. Over het algemeen wordt dit onderzoek uitgevoerd door onze praktijkassistente. De huisarts zal daarna zelf de uitslag interpreteren en met je bespreken.
Wat is een Doppleronderzoek?
Bij het Doppleronderzoek wordt ultrageluid gebruikt. Dit is geluid dat voor het menselijk oor niet waarneembaar is. Op de huid boven de slagaders wordt een staafje geplaatst dat verbonden is aan gevoelige meetapparatuur. Dit staafje (de sonde) zendt vervolgens geluidssignalen uit. Deze geluidssignalen worden door de bewegende bloedlichaampjes in de bloedstroom teruggekaatst en weer opgevangen door het staafje. Nu kunnen de richting en de snelheid van de bloedstroom worden bepaald. Het onderzoek is niet pijnlijk en duurt ongeveer een kwartier.
Bepalen van de enkel/arm index
Het Doppleronderzoek wordt het meest gebruikt om de bloeddruk ter hoogte van de enkels te vergelijken met de armbloeddruk; de enkel/arm index. Dit onderzoek gaat uit van het principe dat bij een vernauwing in een bloedvat, de bloeddruk achter de vernauwing lager is dan voor de vernauwing. Om de enkel/arm index te bepalen, wordt de manchet van een bloeddrukmeter eerst boven de enkel aangebracht, waarna met de Dopplersonde een van de voetslagaderen wordt gezocht.
De kloppingen zijn via het Dopplerapparaat te horen. Dan wordt de bloeddrukmanchet opgeblazen tot de bloeddrukhoogte waarbij geen kloppingen meer worden gehoord. Vervolgens laat de assistente het kwikniveau in de manometer van het bloeddrukapparaat langzaam dalen tot het moment waarop de kloppingen weer hoorbaar worden.
De hoogte van de kwikkolom geeft nu de (boven) bloeddruk aan de enkel weer. Dit is de zogenaamde systolische enkeldruk. Daarna wordt de bloeddrukmanchet op diverse plaatsen hoger op het been aangelegd. Zo wordt op iedere plaats de bovendruk bepaalt (segmentale bloeddrukmeting). Ten slotte wordt de bloeddrukmanchet om de bovenarm aangelegd, om de bloeddrukwaarden die aan het been gemeten werden te vergelijken met de armbloeddruk.
Uitslag
Wanneer de bloeddruk in de enkel groter of vergelijkbaar is aan die in de arm, is er waarschijnlijk geen sprake van slagadervernauwing. Is de bloeddruk in de enkel kleiner dan die in de arm (een verhouding van 0,9 of kleiner), dan is het vrijwel zeker dat je een vaatvernauwing in je been hebt.
Het uitspuiten van oren
Oren uitspuiten gebeurt wanneer een oorsmeerprop de gehoorgang afsluit met als gevolg een beperkt gehoor. De behandeling door de assistente om een verstopt oor te verhelpen is eenvoudig en duurt kort.
Oren uitspuiten gebeurt wanneer een oorsmeerprop de gehoorgang afsluit met als gevolg een beperkt gehoor. De procedure om een verstopt oor te verhelpen is erg simpel en neemt maar enkele seconden in beslag. Er zijn producten op de markt die je in staat stellen zelf de oren uit te spuiten, maar dit is sterk af te raden. Het oor is een bijzonder gevoelig onderdeel van het lichaam en mocht er iets verkeerd gaan, dan kan dit leiden tot ernstige complicaties, zoals gehoor- of trommelvlies beschadiging.
Voorafgaand aan de behandeling wordt soms aangeraden het oor te druppelen met lauw water of babyolie om het oorsmeer wat te verdunnen en van de gehoorgang los te weken. Er zijn ook oorsmeeroplossers te verkrijgen als Oroclean Oordruppels, Audispray of Earex Oordruppels.
Procedure oren uitspuiten
Met een oorspuit wordt schoon water op lichaamstemperatuur in de gehoorgang gespoten. Dit gebeurt met enige kracht en kan als lichte druk worden ervaren. Het water reinigt de gehoorgang en neemt, bij het naar buiten komen, het oorsmeer mee. In 95% van de gevallen lukt dit in één keer en zal het zelden leiden tot problemen. Het uitspuiten mag geen pijn doen. Is dit wel het geval dan kan dat duiden op beschadiging en kunnen we besluiten je naar een KNO-arts te verwijzen.
Wanneer mag een oor niet worden uitgespoten?
Er zijn een aantal redenen waarom uitspuiten niet toegestaan of niet aan te raden is. In die gevallen wordt vaak doorverwezen naar een KNO-arts.
Niet toegestaan:
-
- wanneer je trommelvlies een gaatje bevat;
- wanneer je in het verleden een doorgemaakt gaatje in het trommelvlies hebt gehad;
- wanneer je in het recente verleden een ongeluk hebt gehad van het oor;
- wanneer je een loopoor hebt;
- wanneer je een perforatie in je trommelvlies hebt;
- wanneer je een middenoorontsteking hebt.
Niet aan te raden:
-
-
- wanneer je een gehoorgangontsteking hebt;
- wanneer je in een recent verleden een gehoorgangontsteking hebt gehad;
- wanneer je in het verleden een operatie aan het oor hebt gehad.
-
Het afnemen van een gehoortest
Als we vermoeden dat er sprake is van een verminderd gehoor of we willen dat voor je uitsluiten, verwijzen we je naar onze assistente die een gehoortest bij je afneemt.
Hoe werkt het?
Je krijgt een koptelefoon op. Via de koptelefoon krijg je tonen te horen van verschillende toonhoogtes en in verschillende sterktes. Vervolgens geef je aan of je deze hebt gehoord. Bij elke toonhoogte wordt bepaald wat het zachtste geluid is dat je nog kunt horen. Elk oor wordt afzonderlijk getest.
Het toonaudiogram is het resultaat van de hoortest die duidelijk maakt in hoeverre je geluiden kunt horen. Het toonaudiogram is een grafiek waarin precies wordt aangegeven in hoeverre je harde, zachte, hoge en lage geluiden wel en niet goed hoort. De huisarts zal het onderzoek beoordelen en de uitslag met je bespreken.
Het meten van het trommelvlies
Om te beoordelen of er een probleem is met het middenoor en het trommelvlies kunnen we met een apparaatje meten of het trommelvlies nog goed trilt. Dit is een niet-pijnlijk onderzoek dat de assistente verricht waarbij een beetje lucht in de gehoorgang wordt geblazen.
Een goed functionerend trommelvlies beweegt bij het aanbrengen van luchtdrukveranderingen. Met een test meten we daarom de beweeglijkheid van het trommelvlies.
Hoe werkt het?
Je krijgt een dopje in je oor. Je hoort hierdoor een aanhoudende bromtoon en je voelt de druk in je oor variëren. Het dopje meet de beweeglijkheid van het trommelvlies. Het onderzoek duurt ongeveer 1 minuut en doet geen pijn. De huisarts zal het onderzoek beoordelen en de uitslag met je bespreken.
Het aanstippen van wratten
Het behandelen van wratten is een lastige klus. Wratten worden veroorzaakt door een virus en zijn vaak hardnekkig. Er zijn verschillende methodes om deze te behandelen. Het met stikstof aanstippen is de meest gebruikte methode die door de assistente wordt toegepast. Ook behandelen met een zalf of wegsnijden van de wrat door onszelf zijn andere mogelijkheden.
De assistente zal je wrat aanstippen met de ‘histofreezer’. Deze methode is vergelijkbaar met het aanstippen met stikstof. Het voordeel van de histofreezer ten opzichte van stikstof is dat wij altijd je wrat kunnen behandelen. In tegenstelling tot het zeer vluchtige stikstof dat maar een dag houdbaar is en gevaarlijk is om te vervoeren. Wij hebben daarom ook geen speciaal wrattenspreekuur nodig.
Hoe werkt het?
De huid wordt door middel van bevriezing behandeld. De applicator die op de huid wordt gehouden heeft een temperatuur van -55 ̊C. De bovenste huidlaag zal samen met de aandoening verdwijnen en binnen tien tot veertien dagen vervangen worden door een nieuwe gezonde huidlaag.
Zodra de applicator op de huid is aangebracht begint de bevriezing. Hierdoor kleurt de huid wit. Vanaf dit moment kun je een prikkelend of branderig gevoel ervaren. Na de ontdooifase zal deze sensatie snel verdwijnen. Na de behandeling kan er tijdelijk een pigmentverschuiving zichtbaar zijn.
Cryotherapie veroorzaakt soms een blaar. Prik de blaar beslist niet door, maar bescherm hem met een pleister. Houd de behandelde plek schoon en peuter of krab er niet aan. Zwemmen en douchen is toegestaan. Bij sommige aandoeningen kunnen meerdere behandelingen nodig zijn.
Tapen
Als je je enkel hebt verzwikt kun je normaal gesproken afwachten tot deze herstelt. Als de enkelband ver is ingescheurd, heeft je enkel nog maar weinig steun. Een tapebandage aangelegd door de assistente kan helpen opnieuw zwikken te voorkomen en zo het herstel van je enkelband ondersteunen. Uitgebreidere informatie vind je hier
Behandelingen
Bekijk hier welke behandelingen de huisarts verricht.